Oudemirdum
Een karrespoor leidt naar de open plek in het bos. Tijd verstrijkt hier anders, in dit kleine paradijs. Een eeuw lang woonden arbeiders in het bescheiden huisje. Ernaast scharrelde kleinvee in en om een schuur.
In het oude woonhuis zijn overal sporen van goede zorg. De randen van het stookhok tekenen de gevel en je moet bukkend door de voordeur. In de woonkamer vertellen oeroude balken hun eigen verhaal. Op twee schilderijen is te zien waar oma sliep en de schuur zichzelf overeind hield.
Eigentijdse gemakken voegen een nieuwe laag toe, met evenveel zorg gemaakt. In alle eenvoud voegen ze zich tussen alle verhalen van deze plek.
Waar eens de schuur stond, kwam een nieuwe. Heel anders dan het woonhuis, maar hij past er precies bij. Hij treedt bewust naar de achtergrond, ingetogen en zwart. Het ritme van de planken wordt nergens onderbroken.
Met het openschuiven van de gevel komt buiten binnen. Net zo sober en precies als de buitenkant, met een duidelijke eigenheid. Spetterend groen markeert het hart.
Aan de kop gaat het luik omhoog en bij het bos juist naar beneden. Zo kijk je aan tafel mooi de boomtoppen in. Of het terrein op, waar het erf niet meer te onderscheiden is van de weide.
Er loopt een groot spant in de lengte langs de nok. Die verbindt alles in de woning aan elkaar. De woonkamer ziet erf en bos, de slaapkamers kijken uit op de bomen.
Het gras piekt tussen de planken door en de reeën durven steeds dichterbij te komen. Vaste loopjes slijten in het gras, en nieuwe lagen dienen zich aan.
Met de jaren wordt het alleen maar mooier.